Bij de aanneming van de wet van 26 mei 2002 werd in de parlemen
taire voorbereiding echter geen enkele verantwoording geg
even wat betreft de verlenging, van vijf tot tien jaar, van de verjaringstermijn van de vordering tot terugbetaling ten laste van de rechthebbende, in zover
re de in het geding zijnde bepaling verwijst naar de tienjarige verjaring bedoeld in arti
kel 2262bis van het Burgerlijk ...[+++] Wetboek en niet meer, zoals dat het geval was in de wet van 7 augustus 1974 voor het bestaansminimum, naar de vijfjarige verjaring bedoeld in artikel 2277 van het Burgerlijk Wetboek.
Or, lors de l'adoption de la loi du 26 mai 2002, aucune justification n'a été donnée dans les travaux préparatoires en ce qui concerne l'allongement, de cinq à dix ans, du délai de prescription de l'action en remboursement à charge du bénéficiaire, en ce que la disposition en cause se réfère à la prescription décennale prévue à l'article 2262bis du Code civil et non plus, comme le faisait la loi du 7 août 1974 pour le minimex, à la prescription quinquennale prévue à l'article 2277 du Code civil.