V
ermits er geen sprake kan zijn van een schending van artikel 16 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, ten opzichte van de stedenbouwkundig inspecteur
en het college van burgemeester en schepenen, aan wie de bevoegdheid is verleend om een herstelvordering in te stellen - die overhe
den treden te dezen immers niet in rechte als « benadeelde derden » ter
...[+++] behartiging van enig eigendomsrecht -, kan ervan worden uitgegaan dat met de « benadeelde derde » in de prejudiciële vraag de persoon wordt bedoeld die hinder zou ondervinden van de instandhouding van een stedenbouwmisdrijf, inzonderheid als eigenaar van een aanpalend perceel.Comme il ne peut être question d'une violation de l'article 16 de la Constitution, combiné avec l'article 1 du Premier Protocole additionnel à la Convention européenne des droits de l'homme, à l'égard de l'inspecteur urbanist
e et du collège des bourgmestre et échevins, qui sont compétents pour intenter une action en réparation, puisque ces autorités n'agissent pas en l'e
spèce en tant que « tiers lésés » en vue de défendre un quelconque droit de propriété, il peut être supposé que le « tiers lésé » dont parle la question préjudicielle
...[+++]vise la personne qui subirait des nuisances du fait du maintien d'une infraction en matière d'urbanisme, en particulier en tant que propriétaire d'une parcelle voisine.