Het parket van Parijs was van mening dat de illegale afluisterpraktijken, die met behulp van dit interceptiesysteem plaatsvonden, onder de toepassing van de artikelen 411-6 en 226-15 van het Franse Strafwetboek konden vallen en konden worden beschreven als « een schending op de wezenlijke belangen van de natie » en als « een schending van het briefgeheim via telecommunicatie ».
Selon le parquet de Paris, les écoutes illégales qui seraient pratiquées par ce système d'interception pourraient être visées par les articles 411-6 et 226-15 du Code pénal et qualifiées ainsi d'« atteinte aux intérêts fondamentaux de la nation » et d'« atteinte au secret des correspondances émises par voie de télécommunications ».