In de zaak Bozen werd bepaald dat de maatregelen van de lidstaten geen afbreuk mogen doen aan de doelstelling van de richtlijn, namelijk dat "geen enkel project dat aanzienlijke milieueffecten in de zin van de richtlijn kan hebben, van de beoordeling mag worden uitgesloten" (punt 45).
Dans l'affaire Bozen, il a été jugé que les mesures adoptées par les États membres ne doivent pas porter atteinte à l'objectif de la directive, qui vise « à ne soustraire à l'évaluation aucun projet susceptible d'avoir des incidences notables sur l'environnement, au sens de la directive » (point 45).