(10) De lidstaten moeten bovendien bepalen dat het vermoeden van een arbeidsverhouding betrekking heeft op een periode van ten minste zes maanden, zodat de bewijslast voor minstens een bepaalde periode op de werkgever rust, en moeten er voorts voor zorgen dat de werknemer ook de mogelijkheid krijgt het bestaan en de duur van de arbeidsverhouding aan te tonen.
(10) Les États membres devraient également présumer que la relation de travail a duré au moins 6 mois, de manière à ce que la charge de la preuve incombe à l'employeur au moins pour une certaine période, et prévoir aussi la possibilité pour l'employé de démontrer l'existence et la durée de la relation de travail.