Dit onrechtvaardigheidgevoel wordt uiteraard ook geïnspireerd door de vaststelling dat de algemene rechtsopvolgers niet als borgen doch als hoofdschuldenaars jegens de Staat gehouden zijn tot de betaling van de successierechten en de interesten die over de gerechtigheden van de legatarissen ten bijzondere titel en ten algemene titel werden verevend.
Ce sentiment d'iniquité procède évidemment aussi de la constatation que c'est à titre de débiteur principal, et non comme caution, que les successeurs universels sont tenus envers l'État au paiement des droits de succession et des intérêts liquidés sur les droits des légataires à titre universel et à titre particulier.