Art. 28. § 1. Het lid van de raad voor maatschappelijk welzijn dat
wegens een handicap niet zelfstandig zijn mandaat kan vervullen, kan zich voor de uitoefening van dat mandaat laten bijstaan door een vertrouwenspersoon, gekozen uit de personen die de volle leeftijd van achttien jaar hebben bereikt en die legaal binnen de Europese Unie verblijven, op voorwaarde dat deze aan de verkiesb
aarheidsvoorwaarden voldoet en zich niet bevindt in een situatie als vermeld in artikel 20, met uitzondering van het ve
rbod in verband met ...[+++]bloed- en aanverwantschap ten aanzien van het lid met een handicap en een situatie als vermeld in artikel 24.
Art. 28. § 1. Le membre du conseil de l'aide sociale qui ne peut exercer son mandat de manière indépendante en raison d'un handicap, peut se faire assister pour l'exercice de ce mandat par une personne de confiance, élue parmi les personnes âgées de dix-huit ans accomplis et résidant légalement dans un Etat membre de l'Union européenne, à condition qu'elle réponde aux conditions d'éligibilité et ne se trouve pas dans une situation telle que visée à l'article 20, à l'exception de l'interdiction concernant les liens de parenté à l'égard du membre souffrant d'un handicap et d'une situation telle que visée à l'article 24.