De Raad erkende weliswaar dat tevens vooruitgang is geboekt met betrekking tot de invoering van de rechtsstaat en de ontwikkeling van het rechtsstelsel, maar bleef bezorgd over de nog altijd grote kloof tussen de huidige mensenrechtensituatie in China en de internationaal aanvaarde normen, met name wat betreft de burgerlijke en politieke rechten, de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van vereniging, de godsdienstvrijheid en de rechten van minderheden.
S'il reconnaît aussi les améliorations en ce qui concerne l'instauration de l'État de droit et le développement du système juridique, le Conseil demeure préoccupé par l'écart significatif qui subsiste entre la situation actuelle des droits de l'homme en Chine et les normes reconnues au niveau international, en ce qui concerne notamment les droits civils et politiques, les libertés - d'expression, de réunion, de religion et de conviction - et les droits des personnes appartenant à des minorités.
