Art. 16. Wanneer een persoon die zich slachtoffer acht van een discriminatie, via het in artikel 12 vermelde orgaan of de in artikel 13 vermelde verenigingen en organisaties, voor het bevoegde rechtscollege feiten aanvoert die het bestaan van een discriminatie op grond van minstens een van de beschermde criteria kunnen doen vermoeden, dient de verweerder te bewijzen dat er geen discriminatie is geweest.
Art. 16. Lorsqu'une personne qui s'estime victime d'une discrimination, l'organisme visé à l'article 12 ou les associations ou organisations visées à l'article 13 invoquent devant la juridiction compétente des faits qui permettent de présumer l'existence d'une discrimination fondée sur au moins un des critères protégés, il incombe au défendeur de prouver qu'il n'y a pas eu de discrimination.