3 bis. Indien een lidstaat van oordeel is dat een monopolie kan ontstaan, en de aspirant-aanvrager en de houder/houders van de toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die dezelfde werkzame stoffen, beschermstoffen of synergistische middelen bevatten, geen overeenstemming kunnen bereiken over de uitwisseling van test- en studieverslagen waarbij gewervelde dieren betrokken zijn, licht de aspirant-aanvrager de bevoegde autoriteit van de lidstaat daarover in.
3 bis. Lorsque l'État membre estime qu'une situation de monopole est susceptible de se présenter, et que le demandeur potentiel et le ou les détenteur(s) d'autorisations de produits phytopharmaceutiques contenant la même substance active ou le même phytoprotecteur ou synergiste ne parviennent pas à un accord sur le partage des essais et des études impliquant l'utilisation d'animaux vertébrés, le demandeur potentiel en informe l'autorité compétente de l'État membre.