Is het gerecht in het kader van de toetsing van de bevoegdheid overeenkomstig de artikelen 25 e.v. van verordening (EG) nr. 44/2001 verplicht om betwiste feiten die zowel voor de bevoegdheidsvraag als voor het bestaan van de ingestelde vordering relevant zijn („in tweeërlei opzicht relevante feiten”), te onderwerpen aan een uitgebreide bewijsprocedure of moet het bij zijn uitspraak over de bevoegdheidsvraag ervan uitgaan dat de feiten zoals die door de verzoekende partij zijn aangevoerd, juist zijn?
Dans le cadre de la vérification de la compétence au titre des articles 25 et 26 du règlement Bruxelles I, la juridiction saisie doit-elle procéder à une administration détaillée de la preuve en ce qui concerne les éléments de fait litigieux qui sont à la fois pertinents pour la question de la compétence et pour l’existence du droit invoqué («éléments de fait doublement pertinents») ou bien peut-elle considérer, aux fins de la décision sur la compétence, que les allégations de la partie demanderesse sont correctes?