3. Indien de in lid 1 bedoelde gebreken niet volledig kunnen worden hersteld op de luchthaven van inspectie, legt de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de inspectie is uitgevoerd in overleg met de staat die verantwoordelijk is voor de exploitatie van het betrokken luchtvaartuig, vast onder welke voorwaarden het luchtvaartuig toestemming kan krijgen om zonder betalende passagiers veilig door te vliegen naar een luchthaven waar de gebreken kunnen worden hersteld.
3. Si les défaillances visées au paragraphe 1 ne peuvent être totalement supprimées sur l'aéroport d'inspection, l'autorité compétente de l'État membre où l'inspection a eu lieu peut, en coordination avec l'État responsable de l'exploitation de l'aéronef concerné, prescrire les conditions nécessaires pour autoriser l'aéronef à voler en sécurité sans passagers payants jusqu'à un aéroport où il pourra être réparé.