De eerste twee verzoekende partijen voeren het discriminerende karakter aan van het verschil in behandeling dat het bestreden decreet invoert tussen, enerzijds, de personen bedoeld in artikel 1 van dat decreet en, anderzijds, diegenen die, zonder de ambten van (adjunct-)adviseur of (adjunct-)directeur bij de hulpverlening aan de jeugd ooit te hebben uitgeoefend, voldoen aan de voorwaarden om deel te nemen aan de vergelijkende wervingsexamens bedoeld in artikel 2 van het voormelde besluit van 7 januari 1999.
Les deux premiers requérants allèguent le caractère discriminatoire de la différence de traitement que crée le décret attaqué entre, d'une part, les personnes visées à l'article 1 de ce décret et, d'autre part, celles qui, sans jamais avoir exercé les fonctions de conseiller (adjoint) ou de directeur (adjoint) de l'aide à la jeunesse, remplissent les conditions de participation aux concours de recrutement dont il est question à l'article 2 de l'arrêté précité du 7 janvier 1999.