Artikel 212, eerste
lid, bepaalt dat er geen reden tot vervolging is indien « tegen de inverdenkinggestelde generlei bezwaar (lees : « t
enlastelegging » ?) bestaat », terwijl artikel 210, tweede lid, achtste streepje, bepaalt dat een beschikking tot buitenvervolgingstelling wordt gewez
en « indien er geen voldoende bezwaren voorhanden zijn » en in artikel 212, tweede lid, ook gewag wordt gemaakt van een « beschi
...[+++]kking tot buitenvervolgingstelling, wegens ontoereikende bezwaren ».
L'article 212, alinéa 1, dispose qu'il n'y a pas lieu à poursuivre s'il n'existe « aucune charge contre l'inculpé », alors que l'article 210, alinéa 2, 8 tiret, dispose qu'une ordonnance de non-lieu est rendue « s'il n'y a pas de charge suffisante » et que l'article 212, alinéa 2, mentionne lui aussi une « ordonnance de non-lieu, en raison de l'insuffisance des charges ».