Aan het Hof wordt een vr
aag gesteld over de bestaanbaarheid, met artikel 16 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en met artikel 17 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, van artikel 48 van de wet van 3 juli 2005 « tot wijziging van bepaalde aspecten van het statuut van de personeelsleden van de politiediensten en houdende diverse bepalingen met betrekking tot de politiediensten », in zoverre die bepaling
artikel 37, 2°, van diezelfde wet doet ...[+++]terugwerken tot 1 april 2001.
La Cour est interrogée au sujet de la compatibilité avec l'article 16 de la Constitution, combiné avec l'article 1 du Premier Protocole additionnel à la Convention européenne des droits de l'homme et avec l'article 17 de la Charte des droits fondamentaux de l'Union européenne, de l'article 48 de la loi du 3 juillet 2005 « portant modification de certains aspects du statut des membres du personnel des services de police et portant diverses autres dispositions relatives aux services de police », en ce que cette disposition fait rétroagir, au 1 avril 2001, l'article 37, 2°, de cette même loi.