Art. 3. De directeur-generaal en de adjunct-directeur-generaal worden na een termijn van zes jaar, op het einde van hun m
andaat, geëvalueerd door de Vlaamse regering voor het uitoefenen van hun mandaat gedurende deze zes jaa
r, op basis van een beschrijvend evaluatieverslag van een externe evaluatie-instantie die daartoe door haar wordt aangesteld. Ter voorbereiding van deze mandaatevaluatie bevraagt deze externe evaluatie-instantie de minister die belast is met het toezicht op de instelling, hierna " de minister" genoemd, de voorzit
...[+++]ter en de ondervoorzitter van de raad van bestuur, de directeuren die onder het hiërarchisch gezag van de betrokken personen staan, alsook de adjunct-directeur-generaal voor de evaluatie van de directeur-generaal en omgekeerd.
En vue de la préparation de cette évaluation de mandat, cette instance externe d'évaluation s'informe auprès du Ministre chargé du contrôle sur cette instance, appelé ci-après " le Ministre" , auprès du président et du vice-président du conseil d'administration, des directeurs ressortant de l'autorité de la personne concernée ainsi qu'auprès du directeur-général adjoint pour l'évaluation du directeur-général et vice-versa.