(21) In het geval van een plotse onderbreking van de voorziening met laagzwavelige brandstof of gas ten gevolge van een ernstig tekort, dient de bevoegde autoriteit over de mogelijkheid te beschikken tijdelijke afwijkingen toe te staan waarbij de emissies van de betrokken stookinstallaties de bij deze richtlijn vastgestelde emissiegrenswaarden mogen overschrijden.
(21) Il convient que, dans le cas d'une rupture de l'approvisionnement en combustible ou en gaz à faible teneur en soufre résultant d'une situation de pénurie grave, l'autorité compétente puisse accorder des dérogations temporaires autorisant les installations de combustion concernées à dépasser les valeurs limites d'émission fixées par la présente directive.