De opleiding werd immers geacht geen winstoogmerk te hebben, in welk kader de vergoeding niet als een reëel beroepsinkomen aangezien werd (Vragen en Antwoorden, Senaat, van 9 september 1980, nr. 48, vraag nr. 41 van de heer Dalem van 18 augustus 1980 aan de minister van Middenstand.
En effet, la formation était censée n'avoir aucun but lucratif, la rétribution n'étant alors pas considérée comme un véritable revenu professionnel (Questions et Réponses, Sénat, du 9 septembre 1980, n° 48, question n° 41 de M. Dalem, du 18 août 1980 à M. le ministre des Classes moyennes.