In afwijking van het 1ste lid, genieten de werknemers van de Nationale maatschappij der buurtspoorwegen die de leeftijd van 55 jaar niet hebben bereikt maar die een dienstanciënniteit hebben van 35 jaar met ingang van 1 januari 2006, in geval van ontslag om een andere reden dan de dringende reden, de aanvullende uitkering bedoeld in het 1ste lid, op het einde van hun opzegging, tot de datum van inwerkingtreding van hun rustpensioen en uiterlijk wanneer zij de leeftijd van 65 jaar bereiken.
Par dérogation à l'alinéa 1, les travailleurs provenant de la Société nationale des chemins de fer vicinaux qui n'ont pas atteint l'âge de 55 ans mais qui ont une ancienneté de service de 35 ans à partir du 1 janvier 2006 bénéficient, en cas de licenciement pour un motif autre que la faute grave, de l'allocation complémentaire visée à l'alinéa 1, à l'issue de leur préavis, jusqu'à la date de prise de cours de leur pension de retraite et au plus tard lorsqu'ils atteignent l'âge de 65 ans.