De uitsluitende heffingsbevoegdheid ter zake van beloningen die verband houden met een dienstbetrekking die in het kader van buitengaatse werkzaamheden wordt uitgeoefend aan boord van een schip, een luchtvaartuig of van een sleepboot, een duwboot of een kettingsleepboot, wordt door de nieuwe paragraaf 5, (b), van artikel 21 van de Overeenkomst toegekend aan de woonstaat van de gerechtigde tot de beloningen (zie hoger ARTIKEL IX).
Le nouveau paragraphe 5, (b), de l'article 21 de la Convention confère le droit d'imposition exclusive des rémunérations liées à un emploi exercé à bord d'un navire, d'un aéronef ou d'un remorqueur, pousseur ou toueur dans le cadre d'activités en mer à l'État de résidence du bénéficiaire des rémunérations (voir ci-avant ARTICLE IX).