Het in het geding zijnde artikel 134 van het WIB 1992, in samenhang gelezen met artikel 155 van het WIB 1992, heeft tot gevolg de toeslag op de belastingvrije so
m voor kinderen ten laste aa
n te rekenen bij de belastingplichtige met het hoogste belastbare inkomen, waardoor, volgens de verwijzende rechter, ingezeten echtparen voor wie een gemeenschappelijke belasting is gevestigd en waarvan een van de echtgenoten - in voorkomend geval de persoon die daadwerkelijk het hoogste inkomen ontvangt - vanwege een internationale organisatie wedden ontvangt die bij overeenkomst zijn vrij
...[+++]gesteld onder progressievoorbehoud, het belastingvoordeel voor kinderen ten laste verliezen.
L'article 134 du CIR 1992 en cause, combiné avec l'article 155 du CIR 1992, a pour effet d'imputer le supplément de quotité exemptée pour enfant à charge dans le chef du contribuable qui a le revenu imposable le plus élevé, ce qui, selon le juge a quo, ferait perdre l'avantage fiscal pour enfant à charge aux couples de résidents pour lesquels une imposition commune est établie, et dont l'un des membres - en l'occurrence celui qui perçoit effectivement les revenus les plus élevés - perçoit des traitements en provenance d'une organisation internationale, conventionnellement exonérés sous réserve de progressivité.