De in het geding zijnde bepaling maakt het die beide categorieën van vennootschappen mogelijk te ontsnappen aan de inkohiering van de bij artikel 219, eerste lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 ingevoerde afzonderlijke aanslag, voor zover zij aantonen dat het bedrag van de niet-verantwoorde kosten is begrepen in de aangifte in de personenbelasting die hun werknemer in beginsel aan de Administratie der directe belastingen moet overleggen, ter uitvoering van artikel 305 van hetzelfde Wetboek.
La disposition en cause permet à chacune de ces deux catégories de sociétés d'échapper à l'enrôlement de la cotisation distincte instaurée par l'article 219, alinéa 1, du Code des impôts sur les revenus 1992, pour autant qu'elles démontrent que le montant de la dépense non justifiée est compris dans la déclaration à l'impôt des personnes physiques que leur travailleur est, en principe, tenu de remettre à l'Administration des contributions directes, en exécution de l'article 305 du même Code.