Bovendien heeft de wetgever niet gewild dat het verzoek om rechtsbijstand op elk ogenblik zou kunnen worden ingediend, omdat hij immers vreesde dat h
et indienen van een ongepast verzoek de strafvordering waarvan
hij de behandeling overigens wilde versnellen, zou kunnen vertragen of verstoren (Parl. St., Senaat, B.Z. 1995, nr. 1-17/1, p. 6; 1-17/3, p. 5; 1-17/5, pp. 17
...[+++], 18, 32, 57 tot 59; Hand., Senaat, 19 december 1996, p. 2096).
En outre, le législateur n'a pas voulu que la demande d'assistance judiciaire puisse être introduite à tout moment, redoutant en effet que l'introduction d'une demande intempestive ne retarde ou ne perturbe l'action publique dont, par ailleurs, il voulait accélérer le traitement (Doc. parl., Sénat, S.E., 1995, n° 1-17/1, p. 6; 1-17/3, p. 5; 1-17/5, pp. 17, 18, 32, 57 à 59; Ann., Sénat, 19 décembre 1996, p. 2096).