De verzoekende partij stelt primair dat artikel 21 van de aangevochten wet, dat geen defi
nitie geeft van het begrip « verdoken meerwinsten die niet onder de bestanddelen van het vermogen van de vennootschap worden teruggevonden », een discriminatie teweegbrengt tussen de belastingplichtigen die onderworpen zijn aan de vennootschapsbelasting, ten aanzien van wie op grond van die bepaling een aanslag van 300 pct. op die winsten kan worden gevestigd (die, bij ontstentenis van een definitie, alle wijzigingen van de belastbare grondslag, met inbegrip van die welke op de verworpen uitgaven betrekking hebben, kan omvatten), en de belastingplich
...[+++]tigen die aan de personenbelasting zijn onderworpen : indien de laatstgenoemden een activiteit uitoefenen die winsten in de zin van artikel 23, § 1, 1°, van het W.I. B.La requérante expose, à titre principal, que l'article 21 de la loi atta
quée, qui ne définit pas la notion de « bénéfices dissimulés qui ne se retrouvent pas parmi les éléments du patrimoine de la société », crée une discrimination entre les contribuables soumis à l'impôt des sociétés, auxquels cette disposition permet d'imposer une cotisation de 300 p.c. sur ces bénéfices (pouvant comprendre, faute de définition, toutes rectifications de la base imposable y compris celles portant sur les dépenses non admises), et les contribuables soumis à l'impôt des personnes physiques : si celles-ci effectuent une activité engendrant des bénéfices au
...[+++] sens de l'article 23, § 1, 1°, du C. I. R.