3. a) Hoeveel bedroegen de achterstallige RSZ-schulden op het ogenblik van de in faling verklaring? b) Wat was de gemiddelde achterstal naargelang het om een zelfstandige, een kmo, een onderneming van meer dan 50 en minder dan 250 werknemers en een onderneming van meer dan 250 werknemers ging?
3. a) À combien s'élevaient les arriérés de dettes envers l'ONSS au moment où la faillite a été prononcée ? b) Quel était le montant moyen des arriérés, selon qu'il s'agissait d'un indépendant, d'une PME, d'une entreprise de plus de 50 et de moins de 250 travailleurs ou d'une entreprise de plus de 250 travailleurs ?