De in het vorige lid bedoelde bijkredieten worden verdeeld over de scholen van het vrij gesubsidieerd onderwijs met een confessioneel karakter en de scholen van het vrij gesubsidieerd onderwijs met een niet confessioneel karakter in verhouding tot de schoolbevolkingsgroepen die op vijftien januari van het lopende jaar ingeschreven zijn in de in artikel 1 vermelde inrichtingen, met uitzondering van de bevolkingsgroep van het kunstsecundair onderwijs met beperkt leerplan en het secundair onderwijs voor sociale promotie».
Les crédits supplémentaires visés à l'alinéa précédent sont répartis entre les écoles de l'enseignement libre subventionné de caractère confessionnel et les écoles de l'enseignement libre subventionné de caractère non confessionnel au prorata des populations scolaires inscrites au quinze janvier de l'année en cours dans les établissements repris à l'article 1, à l'exception de la population de l'enseignement secondaire artistique à horaire réduit et de l'enseignement secondaire de promotion sociale».