Aangezien - wat
de heffing voor de jaren 1995 en 1996 betreft - artikel 10 van de wet van 24 december 1999 zich ertoe beperkt, zoals artikel 147 van de wet van 25 januari 1999, in bewoordingen die identiek zijn met diegene van artikel 133 van de wet van 22 februari 1998, te herhalen dat de
heffingen voor die beide jaren verschuldigd zijn, kan het evenmin, om dezelfde redenen als diegene die zijn uiteengezet in B.33 en B.34 van het voormelde arrest, als dusdanig worden beschouwd dat het de
in het derde middel ...[+++]bedoelde bepalingen schendt.
Dès lors que - s'agissant des cotisations pour les années 1995 et 1996 - l'article 10 de la loi du 24 décembre 1999 se borne, comme l'article 147 de la loi du 25 janvier 1999, à répéter, en des termes identiques à ceux de l'article 133 de la loi du 22 février 1998, que les cotisations pour ces deux années sont dues, il ne peut pas davantage, et pour les mêmes motifs que ceux exposés aux B.33 et B.34 de l'arrêt précité, être considéré comme violant les dispositions visées au troisième moyen.
