Art. 9. § 1. Indien het Auditoraat overweegt te besluiten dat de klacht of het verzoek, ingediend bij toepassing van artikel 45, § 2, van de wet, niet ontvankelijk of ongegrond is, en indien het Auditoraat meent dat het noodzakelijk is de indiener van de klacht, de indiener van het verzoek of elke andere natuurlijke of rechtspersoon te horen, roept het hen op aanwezig te zijn op de datum die het vaststelt.
Art. 9. § 1. Lorsque l'Auditorat envisage de conclure à l'irrecevabilité ou au non-fondement de la plainte ou de la demande en application de l'article 45, § 2, de la loi et s'il estime nécessaire d'entendre le plaignant, le requérant ou toute autre personne physique ou morale, il les convoque à la date qu'il fixe.