Traduction de «artikel 117 thans » (Néerlandais → Français) :

Zonder dat het nodig is de inhoud van de in de door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde officiële onderwijsinstellingen verstrekte cursus niet-confessionele zedenleer concreet te onderzoeken, dient te worden opgemerkt dat de ontwikkeling van de cursus niet-confessionele zedenleer bovendien moet worden geplaatst in de context van de herziening, op 5 mei 1993, van artikel 117 (thans artikel 181) van de Grondwet, waarin de grondwettelijke erkenning van de « door de wet erkende organisaties die morele diensten verlenen op basis van een niet-confessionele levensbeschouwing » is verankerd en dat « de afgevaardigden van de niet-confessionele levensbeschouwelijke gemeenschap en van de diverse gelovige gemeenschappen op voet van gelijkheid » plaatst (Parl. St., Senaat, B.Z. 1991-1992, nr. 100-3/1°, p. 3).
Sans qu'il soit nécessaire d'examiner concrètement le contenu du cours de morale non confessionnelle dispensé dans les établissements de l'enseignement officiel subventionné ou organisé par la Communauté française, il s'impose de relever que l'évolution du cours de morale non confessionnelle est à mettre en parallèle avec la révision, le 5 mai 1993, de l'article 117 (actuellement 181) de la Constitution, consacrant la reconnaissance constitutionnelle des « organisations reconnues par la loi qui offrent une assistance morale selon une conception philosophique non confessionnelle » et mettant « sur un pied d'égalité les délégués de la communauté philosophique non confessionnelle et ceux des diverses communautés religieuses » (Doc. parl., Sénat, S.E. 1991-1992, n° 100-3/1°, p. 3).

Zonder dat het nodig is de inhoud van de cursus niet-confessionele zedenleer zoals die wordt verstrekt in de onderwijsinstelling waar de dochter van de verzoekende partijen voor de verwijzende rechter naar school gaat, concreet te onderzoeken, hetgeen, zoals de Franse Gemeenschapsregering aanvoert, niet onder de bevoegdheid van het Hof zou vallen, dient te worden opgemerkt dat de ontwikkeling van de cursus niet-confessionele zedenleer bovendien moet worden geplaatst in de context van de herziening, op 5 mei 1993, van artikel 117 (thans artikel 181) van de Grondwet, waarin de grondwettelijke erkenning van de « door de wet erkende organisaties die morele diensten verlenen op basis van een niet-confessionele levensbeschouwing » is verankerd en dat « de afgevaardigden van de niet-confessionele levensbeschouwelijke gemeenschap en van de diverse gelovige gemeenschappen op voet van gelijkheid » plaatst (Parl. St., Senaat, B.Z. 1991-1992, 100-3/1°, p. 3).
Sans qu'il soit nécessaire d'examiner concrètement le contenu du cours de morale non confessionnelle tel qu'il est dispensé dans l'établissement d'enseignement fréquenté par la fille des parties requérantes devant le juge a quo, ce qui, ainsi que le fait valoir le Gouvernement de la Communauté française, ne relèverait pas de la compétence de la Cour, il s'impose de relever que l'évolution du cours de morale non confessionnelle est à mettre en parallèle avec la révision, le 5 mai 1993, de l'article 117 (actuellement 181) de la Constitution, consacrant la reconnaissance constitutionnelle des « organisations reconnues par la loi qui offrent une assistance morale selon une conception philosophique non confessionnelle » et mettant « sur un pied d'égalité les délégués de la communauté philosophique non confessionnelle et ceux des diverses communautés religieuses » (Doc. parl., Sénat, S.E. 1991-1992, 100-3/1°, p. 3).

Bij de herziening van de Grondwet in 1993 werd het toenmalige artikel 117, thans artikel 181, aangevuld met een tweede paragraaf, die bepaalt dat de wedden en pensioenen van de afgevaardigden van de door de wet erkende organisaties die morele diensten verlenen op basis van een niet-confessionele levensbeschouwing, ten laste komen van de Staat.
Lors de la révision constitutionnelle de 1993, l'article 117, actuellement article 181, avait été complété par un § 2 prévoyant que les traitements et pensions des délégués des organisations reconnues par la loi qui offrent une assistance morale selon une conception philosophique non confessionnelle sont à charge de l'État.

Gezien de opvatting van het Hof van Justitie dat "op basis van artikel 100 A (thans art. 95) van het Verdrag een richtlijn (had) kunnen worden vastgesteld waarbij bepaalde vormen van reclame en sponsoring voor tabaksproducten werden verboden (arrest par. 117) en gezien de wijzigingen die de Commissie heeft aangebracht in de door het Hof nietig verklaarde richtlijn, is uw rapporteur van oordeel dat het voorstel voor een richtlijn dat thans bij het Parlement is ingediend, moet worden aangenomen mits een aantal wijzigingen wordt aangebracht om de richtlijn juridisch waterdicht te maken.
La Cour ayant énoncé que "l'article 100A (actuel article 95) du traité aurait permis l'adoption d'une directive interdisant certaines formes de publicité et de parrainage en faveur des produits du tabac" (paragraphe 117 de l'arrêt), et au vu des modifications apportées par la Commission à la directive annulée par la Cour, votre rapporteur estime que la proposition de directive actuellement sur le bureau du Parlement peut être approuvée sous réserve de quelques amendements visant à rendre la directive irréprochable juridiquement.

Het Hof verklaarde in dit verband expliciet dat "op basis van artikel 100 A (thans art. 95) van het Verdrag een richtlijn (had) kunnen worden vastgesteld" (ibidem par. 117).
La Cour précise expressément à cet égard que "l'article 100A (actuellement article 95) du traité aurait permis l'adoption d'une directive interdisant certaines formes de publicité et de parrainage en faveur des produits du tabac" (ibidem, paragraphe 117).

Bij de herziening van de Grondwet in 1993 werd het toenmalige artikel 117, thans artikel 181, aangevuld met een tweede paragraaf, die bepaalt dat de wedden en de pensioenen van de afgevaardigden van de door de wet erkende organisaties die morele diensten verlenen op basis van niet-confessionele levensbeschouwing, ten laste komen van de staat.
Lors de la révision de la Constitution de 1993, l'ancien article 117, devenu l'article 181, a été complété d'un second paragraphe. Celui-ci dispose que les traitements et pensions des délégués des organisations reconnues par la loi qui offrent une assistance morale selon une conception philosophique non confessionnelle sont à charge de l'État.

Bij de herziening van de Grondwet in 1993 werd het toenmalige artikel 117, thans artikel 181, immers aangevuld met een tweede paragraaf waarin wordt bepaald dat de wedden en pensioenen van de afgevaardigden van de door de wet erkende organisaties die morele diensten verlenen op basis van een niet-confessionele levensbeschouwing, ten laste komen van de Staat.
Lors de la révision constitutionnelle de 1993, l'article 117, actuellement article 181, avait en effet été complété par un paragraphe 2 prévoyant que les traitements et pensions des délégués des organisations reconnues par la loi et qui offrent une assistance morale selon une conception philosophique non confessionnelle sont à charge de l'État.

Naar aanleiding van de invoeging van een tweede lid in artikel 181 van de Grondwet (oud artikel 117), staan noch de wijziging van het systeem van subsidiëring, noch de oprichting van een orgaan, noch de uitwerking van een voorstel tot wijziging van het systeem dat thans van kracht is, op de agenda van de regering.
A la suite de l'insertion d'un alinéa 2 dans l'article 181 de la Constitution (ancien 117), ni la modification du système de subside, ni la création d'un organe, ni l'élaboration d'un projet visant la modification de ce système actuellement en vigueur, n'étaient à l'ordre du jour du gouvernement.