Art. 405. Onverminderd de plichten van de officieren van de gerechtelijke politie, zijn de burgemeester en de door de Regering aangewezen ambtenaren en personeelsleden bevoegd om toe te zien op de uitvoering van de artikelen 3, 13, 156 tot 159, 161 tot 166, 178, 179, 216 tot 222, 317, 320 tot 323, 343, 344, 345, 392 tot 406 en de krachtens deze genomen reglementaire bepalingen.
Art. 405. Sans préjudice des devoirs incombant aux officiers de police judiciaire, le bourgmestre et les fonctionnaires et agents désignés à cette fin par le Gouvernement sont compétents pour surveiller l'exécution des articles 3, 13, 156 à 159, 161 à 166, 178, 179, 216 à 222, 317, 320 à 323, 343, 344, 345, 392 à 406 et des dispositions réglementaires prises en vertu de ceux-ci.