Art. 10. Loodsen die betrokken zijn bij het aanleggen of het losmaken van schepen of dienst verrichten op schepen die op weg zijn naar een haven in België, lichten het districtshoofd van de dienst van de zeevaartinspectie of de bevoegde instantie van de kuststaat, naar gelang wat van toepassing is, onmiddellijk in wanneer zij bij het vervullen van hun normale taak opmerken dat er tekortkomingen zijn die afbreuk kunnen doen aan de veilige vaart van het schip of gevaar voor schade aan het mariene milieu kunnen opleveren.
Art. 10. Les pilotes chargés du lamanage des navires ou effectuant un service à bord de navires se dirigeant vers un port situé en Belgique informent immédiatement le chef de district du service de l'inspection maritime ou l'autorité compétente de l'Etat côtier, selon le cas, des anomalies qu'ils constatent dans l'exercice normal de leurs fonctions et qui risquent de compromettre la sécurité de la navigation ou de constituer une menace pour le milieu marin.