Uit de hiervoor (B.7) geciteerde parlementaire voorbereiding van de bestreden bepalingen blijkt dat de decreetgever beoogde op te komen tegen « misbruiken inzake terbeschikkingstelling » en een erkenning te vereisen, voor « uitzendactiviteiten » « onder het gezag van een gebruiker », derhalve ook met betrekking tot uitzendactiviteiten die in het kader van de arbeidswetgeving niet worden beschouwd als een verboden vorm van terbeschikkingstelling.
Il ressort des travaux préparatoires cités plus haut (B.7) des dispositions attaquées que le législateur décrétal voulait lutter contre les « abus en matière de mise à disposition » et exiger un agrément pour les « activités intérimaires » « sous l'autorité d'un utilisateur », donc aussi en ce qui concerne les activités intérimaires qui ne sont pas considérées, dans le cadre de la législation sur le travail, comme une forme interdite de mise à disposition.