Art. 234. Een lid van de commissie mag niet zetelen als de kandidaat voor een bevorderingsambt zijn echtgenoot, samenwonende partner, bloed- of aanverwant is of deze van zijn echtgenoot of van zijn samenwonende partner in een graad beneden de vijfde, of als bovengenoemde kandidaat lid is van het arbeiderspersoneel van de onderwijsinstelling waar het lid van de commissie zijn ambt uitoefent.
Art. 234. Un membre de la commission ne peut siéger lorsque le candidat à une fonction de promotion est son conjoint, son cohabitant, son parent, son allié ou celui de son conjoint ou de son cohabitant à un degré inférieur au cinquième ou lorsque ledit candidat est membre du personnel ouvrier de l'établissement d'enseignement au sein duquel le membre de la commission exerce ses fonctions.