4. a) Heeft men zicht op de achtergrond van de verdwijningen? b) Bij hoeveel van de verdwijningen heeft men kunnen aantonen dat de verdwijning met criminele motieven gebeurde? c) Welke andere motieven speelden mee?
4. a) A-t-on une idée des causes des disparitions? b) Dans combien de cas a-t-on pu démontrer que la disparition était liée à des motifs criminels? c) Quels autres motifs ont-ils joué un rôle?