De verwijzende rechter wenst van het Hof te vernemen of de uitsluiting van de vordering tot staking voor daden van namaking, in de zin van artikel 13, A, 1, a en b, van de B.M.W., terwijl een dergelijke vordering wel mogelijk is voor de andere merkinbreuken bedoeld in artikel 13, A, 1, c en d, van de B.M.W., de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schendt.
La question préjudicielle vise à demander à la Cour si l'exclusion de l'action en cessation pour les actes de contrefaçon visés à l'article 13, A, 1, a et b, de la L.B.M., alors qu'une telle action est possible pour les autres atteintes à la marque visées à l'article 13, A, 1, c et d, de la même loi, viole les articles 10 et 11 de la Constitution.