De prejud
iciële vraag strekt ertoe van het Hof te vernemen of artikel 29, §§ 1 en 2, van de herstelwet van 31 juli 1984 bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, nu enkel aan de categorie van contractuele per
soneelsleden van de instellingen van openbaar nut bedoeld in artikel 1, A en B, van de wet van 16 maart 1954, een vrijstelling tot betaling van de solidariteitsbijdrage wordt verleend, terwijl aan de categorieën van contractuele perso
neelsleden van alle andere ...[+++] instellingen van openbaar nut dan die welke zijn bedoeld in artikel 1, A en B, van de wet van 16 maart 1954, die vrijstelling niet wordt verleend.
La question préjudicielle interroge la Cour sur le point de savoir si l'article 29, §§ 1 et 2, de la loi de redressement du 31 juillet 1984 est compatible avec les articles 10 et 11 de la Constitution, dès lors que seule la catégorie des agents contractuels des organismes d'intérêt public visés à l'article 1, A et B, de la loi du 16 mars 1954, se voit accorder une dispense de paiement de la cotisation de solidarité, alors que les catégories d'agents de tous les organismes d'intérêt public autres que ceux visés à l'article 1, A et B, de la loi du 16 mars 1954, ne se voient pas accorder cette dispense.