H
iermee is uitdrukkelijk beoogd, eensdeels versnippering
te vermijden opdat niet te veel instellingen zich op be
lastingvrijstelling zouden kunnen beroepen en, anderdeels, alleen instellingen van strikt algemeen belang in aanmerking te nemen (zie inzonderheid verslag van de Commissie voor de Financiën van de Senaat, Gedr. Stuk 294, zitting 1970-1971, blz. 1
8, en Parl ...[+++]ementaire Handelingen, Senaat, vergadering van 24 maart 1971, blz. 1179, kolom 2).
Il a ainsi expressément voulu, d'une part, éviter le «saupoudrage», de manière qu'il n'y ait pas trop d'institutions à pouvoir se prévaloir de l'exonération fiscale et, d'autre part, s'en tenir uniquement aux institutions d'intérêt tout à fait général (voir notamment rapport de la Commission des Finances du Sénat, Doc. 294, session 1970-1971, p. 18, et Annales parlementaires, Sénat, séance du 24 mars 1971, p. 1179, colonne 2).