« Art. 16. Voor elke periode waarin de ambtenaar zijn aanspraken op bevordering in zijn weddenschaal in een graad of klasse heeft behouden, worden de diensten welke hij in een andere graad mocht hebben verricht niet medegeteld bij de vaststelling van zijn wedde in die graad of klasse en in enige latere graad of klasse welke met deze laatste verband houdt ten gevolge van de statutaire samenhang van de opeenvolgende graden of klassen van de ambtenaar».
« Art. 16. Pour toute période durant laquelle l'agent a conservé ou perdu ses titres à l'avancement dans son échelle de traitement dans un grade ou une classe, les services qu'il aurait prestés à un autre titre n'entrent pas en compte pour la fixation de son traitement dans ce grade ou dans cette classe et dans tout grade ou classe ultérieur qui s'y rattache en raison de l'enchaînement statutaire des qualités successives de l'agent».