14. wijst op de betekenis van vaccins bij het beperken van ziekten en het verminderen van het gebruik van antimicrobiële middelen in het kader van goede veehouderijmethodes; is van oordeel dat vaccins geen vervanging mogen vormen voor goede veehouderijmethodes of adequate bioveiligheid en dat dierenartsen alleen antibiotica zouden mogen toedienen als hiervoor goede redenen zijn;
14. reconnaît l'importance des vaccins dans la limitation des maladies et du recours aux antimicrobiens dans le contexte des bonnes pratiques en matière d'élevage; estime que les vaccins ne peuvent pas remplacer les bonnes pratiques en matière d'élevage ou les mesures de biosécurité appropriées et que les vétérinaires ne devraient prescrire des antimicrobiens que lorsque leur utilisation se justifie;