In het middel wordt aangevoerd dat de terugwerkende kracht waarin het voormelde artikel 5 voorziet, in de rechtsvordering die de verzoeksters hebben ingesteld voor de arbeidsrechtbank, een inmenging vormt die de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schendt, in samenhang gelezen met de artikelen 6.1 en 13 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en met artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij dat Verdrag, doordat de bepalingen waaraan aldus terugwerkende kracht wordt verleend, op die manier reglementaire bepalingen vervangen waarvan de toepassing het voorwerp vormde van rechtsvorderingen.
Le moyen fait valoir que la rétroactivité prévue par l'article 5 précité constitue, dans l'action judiciaire que les parties requérantes ont entreprise devant le tribunal du travail, une interférence qui viole les articles 10 et 11 de la Constitution combinés avec les articles 6.1 et 13 de la Convention européenne des droits de l'homme et avec l'article 1 du Premier Protocole additionnel à cette Convention en ce que les dispositions auxquelles il est ainsi donné effet rétroactif sont substituées à des dispositions réglementaires dont l'application faisait l'objet d'actions judiciaires.