Het kind of diens afstammelingen verwerven op de nalatenschap van de uitoefenaar van het zorgouderschap dezelfde rechten als die welke krachtens de bepalingen van boek III, titel I, aan de kinderen en aan de afstammelingen zijn toegekend. Zij verwerven geen enkel recht op de nalatenschap van de uitoefenaar van het zorgouderschap.
L'enfant ou ses descendants acquièrent sur la succession du titulaire de la parentalité sociale les mêmes droits que ceux qui sont conférés aux enfants et aux descendants par les dispositions du livre III, titre I. Ils n'acquièrent aucun droit sur la succession des parents du titulaire de la parentalité sociale.