Art. 7. Het verbod tot afvaart zoals bedoeld in artikel 17, § 3 van het decreet, wordt opgelegd door het afdelingshoofd van de afdeling loodswezen of iedere door het afdelingshoofd daartoe aangestelde plaatsvervanger, na ingebrekestelling door de ambtenaren, belast met het innen van de loodsgelden.
Art. 7. L'interdiction d'appareillage telle que visée à l'article 17, § 3 du décret, est imposée par le chef de division de la division pilotage ou par tout suppléant désigné à cet effet par le chef de division, après mise en demeure par les fonctionnaires, chargés de la perception des droits de pilotage.