Art. 19. Het recht op outplacement en de modaliteiten ervan worden voor de bedienden, die onder deze afdeling II ressorteren, geregeld door de bepalingen van afdeling I van deze collectieve arbeidsovereenkomst van 10 juli 2014, met inachtname van de wet van 5 september 2001 zoals gewijzigd door de bepalingen van afdeling 3 van hoofdstuk V van de wet van 26 december 2013 betreffende de invoering van een eenheidsstatuut tussen de arbeiders en bedienden inzake de opzeggingstermijn en de carenzdag en begeleidende maatregelen.
Art. 19. Pour les employés relevant du champ d'application de cette section II, le droit au reclassement professionnel et les modalités s'y rapportant sont régies par les dispositions de la section I de la présente convention collective de travail du 10 juillet 2014, en tenant compte de la loi du 5 septembre 2001 telle que modifiée par les dispositions de la section 3 du chapitre V de la loi du 26 décembre 2013 concernant l'introduction d'un statut unique entre ouvriers et employés en ce qui concerne les délais de préavis et le jour de carence ainsi que de mesures d'accompagnement.