Traduction de «academiejaar 2001-2002 regelmatig » (Néerlandais → Français) :

a) de emissievoorwaarden de verplichting inhouden dat toelating wordt aangevraagd tot de verhandeling op een gereglementeerde markt in de zin van artikel 2, 3°, 5° of 6°, van de wet van 2 augustus 2002, een markt van een staat die geen lidstaat is van de Europese Economische Ruimte en die met betrekking tot deze markt gelijkwaardige bepalingen toepast als deze die zijn vastgesteld in Richtlijn 2001/34/EG of een andere secundaire markt, die gereglementeerd, regelmatig functionerend, erkend en open is, mits de keuze van deze markten voorkomt in het beheerreglement of de statuten van de AICB;
a) les conditions d'émission comportent l'engagement que la demande d'admission aux négociations sur un marché réglementé au sens de l'article 2, 3°, 5° ou 6°, de la loi du 2 août 2002, sur un marché d'un Etat non membre de l'Espace économique européen qui applique à ce marché des dispositions équivalentes à celles prévues par la directive 2001/34/CE ou sur un autre marché secondaire, réglementé, en fonctionnement régulier, reconnu et ouvert au public, soit introduite, et pour autant que le choix de ces marchés soit prévu par le règlement de gestion ou les statuts de l'OPCA;

28 SEPTEMBER 2016. - Ministerieel besluit betreffende de opleiding van de agenten van politie inzake geweldbeheersing De Minister van Binnenlandse Zaken, Gelet op de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, artikel 121, vervangen bij de wet van 26 april 2002; Gelet op het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten ("RPPol"), artikel IV. II.42, 1°, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 24 september 2015; Gelet op het koninklijk besluit van 20 november 2001 betreffende de basisopleidingen van de personeelsleden van het operationeel kader van de politiediensten en houdende diverse overgangsbepalingen, de artikelen 4, tweede lid, vervangen bij het koninklijk besluit van 20 december 2007, en 47, 2°, vervangen bij het koninklijk besluit van 7 juni 2009; Gelet op het ministerieel besluit van 24 oktober 2002 houdende het algemeen studiereglement betreffende de basisopleidingen van de personeelsleden van het operationeel kader van de politiediensten; Gelet op het advies van de Inspecteur-generaal van financiën, gegeven op 29 april 2016; Gelet op het protocol van onderhandeling nr. 382/1 van het onderhandelingscomité voor de politiediensten, van 17 februari 2016; Gelet op de akkoordbevinding van de Minister belast met Ambtenarenzaken, d.d. 18 juli 2016; Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, d.d. 28 juli 2016; Overwegende dat het advies van de Raad van burgemeesters niet regelmatig binnen de voorgeschreven termijn gegeven is en dat geen verzoek om verlenging van de termijn gedaan is; dat er bijgevolg aan is voorbijgegaan; Gelet op advies 60.014/2/V van de Raad van State, gegeven op 7 september 2016, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973,
28 SEPTEMBRE 2016. - Arrêté ministériel relatif à la formation des agents de police en maîtrise de la violence Le Ministre de l'Intérieur, Vu la loi du 7 décembre 1998 organisant un service de police intégré, structuré à deux niveaux, l'article 121, remplacé par la loi du 26 avril 2002; Vu l'arrêté royal du 30 mars 2001 portant la position juridique du personnel des services de police ("PJPol"), l'article IV. II.42, 1°, modifié par l'arrêté royal du 24 septembre 2015; Vu l'arrêté royal du 20 novembre 2001 relatif aux formations de base des membres du personnel du cadre opérationnel des services de police et portant diverses dispositions transitoires, les articles 4, alinéa 2, remplacé par l'arrêté royal du 20 décembre 2007, et 47, 2°, remplacé par l'arrêté royal du 7 juin 2009; Vu l'arrêté ministériel du 24 octobre 2002 portant règlement général des études relatif aux formations de base des membres du personnel du cadre opérationnel des services de police; Vu l'avis de l'Inspecteur général des Finances, donné le 29 avril 2016; Vu le protocole de négociation n° 382/1 du comité de négociation pour les services de police, du 17 février 2016; Vu l'accord du Ministre chargé de la Fonction Publique, donné le 18 juillet 2016; Vu l'accord de la Ministre du Budget, donné le 28 juillet 2016; Considérant que l'avis du Conseil des bourgmestres n'a pas été régulièrement donné dans le délai fixé et qu'aucune demande de prolongation n'a été formulée; qu'en conséquence il y a été passé outre; Vu l'avis 60.014/2/V du Conseil d'Etat, donné le 7 septembre 2016, en application de l'article 84, § 1, alinéa 1, 2°, des lois sur le Conseil d'Etat, coordonnées le 12 janvier 1973,

Gelet op de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, artikel 121, vervangen bij de wet van 26 april 2002; Gelet op het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten ("RPPol"); Gelet op het koninklijk besluit van 20 november 2001 betreffende de basisopleidingen van de personeelsleden van het operationeel kader van de politiediensten en houdende diverse overgangsbepalingen; Gelet op het koninklijk besluit van 24 september 2015 betreffende de basisopleiding van de personeelsleden van het basiskader van de politiediensten; Gelet op het advies van de Inspecteur-generaal van Financiën, gegeven op 29 april 2016; Gelet op het protocol van onderhandeling nr. 382/1 van het onderhandelingscomité voor de politiediensten van 17 februari 2016; Gelet op de akkoordbevinding van de Minister belast met Ambtenarenzaken, d.d. 18 juli 2016; Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, d.d. 28 juli 2016; Overwegende dat het advies van de Raad van burgemeesters niet regelmatig binnen de voorgeschreven termijn gegeven is en dat geen verzoek om verlenging van de termijn gedaan is; dat er bijgevolg aan is voorbijgegaan; Gelet op advies 60.013/2/V van de Raad van State, gegeven op 7 september 2016, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973; Op de voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en van de Minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Vu la loi du 7 décembre 1998 organisant un service de police intégré, structuré à deux niveaux, l'article 121, remplacé par la loi du 26 avril 2002; Vu l'arrêté royal du 30 mars 2001 portant la position juridique du personnel des services de police ("PJPol"); Vu l'arrêté royal du 20 novembre 2001 relatif aux formations de base des membres du personnel du cadre opérationnel des services de police et portant diverses dispositions transitoires; Vu l'arrêté royal du 24 septembre 2015 relatif à la formation de base des membres du personnel du cadre de base des services de police; Vu l'avis de l'Inspecteur général des Finances, donné le 29 avril 2016; Vu le protocole de négociation n° 382/1 du comité de négociation pour les services de police du 17 février 2016; Vu l'accord du Ministre chargé de la Fonction Publique, donné le 18 juillet 2016; Vu l'accord de la Ministre du Budget, donné le 28 juillet 2016; Considérant que l'avis du Conseil des bourgmestres n'a pas été régulièrement donné dans le délai fixé et qu'aucune demande de prolongation n'a été formulée; qu'en conséquence il y a été passé outre; Vu l'avis 60.013/2/V du Conseil d'Etat, donné le 7 septembre 2016, en application de l'article 84, § 1, alinéa 1, 2°, des lois sur le Conseil d'Etat, coordonnées le 12 janvier 1973; Sur la proposition du Ministre de l'Intérieur et du Ministre de la Justice, Nous avons arrêté et arrêtons :

Artikel 1. § 1. De voor het academiejaar 2001-2002 regelmatig ingeschreven studenten, in het eerste jaar van de studies die leiden tot het bekomen van de graad van gegradueerde in de beeldende kunsten, gegradueerde in de binnenhuisarchitectuur, gegradueerde in architectuurtekening, gegradueerde in de fotografie, georganiseerd door een inrichtingsafdeling gerangschikt in het hoger kunstonderwijs van het korte type met toepassing van de artikelen 2 en 4 van de wet van 7 juli 1970 betreffende de algemene structuur van het hoger onderwijs, worden geacht de bekwaamheid te bezitten in dezelfde School de studies te volgen die tot het bekomen van de graad van gegradueerde in de beeldende, visuele en ruimtekunsten leiden.
Article 1. § 1 Les étudiants régulièrement inscrits, l'année académique 2001-2002, en première année des études conduisant à l'obtention du grade de gradué en arts plastiques, gradué en architecture d'intérieur, gradué en dessin d'architecture, gradué en photographie, organisées par une section d'un établissement classée dans l'enseignement supérieur artistique de type court en application des articles 2 et 4 de la loi du 7 juillet 1970 relative à la structure générale de l'enseignement supérieur, sont réputés posséder l'aptitude à suivre dans la même Ecole, les études conduisant à l'obtention du grade de gradué en arts plastiques, visuels et de l'espace.

Art. 2. § 1. De voor het academiejaar 2001-2002 regelmatig ingeschreven studenten, in het eerste jaar van de studies die leiden tot het bekomen van de graad van gegradueerde in de industriële esthetica, georganiseerd door een inrichtingsafdeling gerangschikt in het hoger kunstonderwijs van het korte type met toepassing van de artikelen 2 en 4 van de voornoemde wet van 7 juli 1970, worden geacht de bekwaamheid te bezitten in dezelfde School de studies te volgen die tot het bekomen van de graad van kandidaat in de beeldende, visuele en ruimtekunsten leiden.
Art. 2. § 1. Les étudiants régulièrement inscrits, l'année académique 2001-2002, en première année des études conduisant à l'obtention du grade de gradué en esthétique industrielle, organisées par une section d'un établissement classée dans l'enseignement supérieur artistique de type court en application des articles 2 et 4 de la loi du 7 juillet 1970 précitée, sont réputés posséder l'aptitude à suivre dans la même Ecole, les études conduisant à l'obtention du grade de candidat en arts plastiques, visuels et de l'espace.

Art. 5. § 1. De voor het academiejaar 2001-2002 regelmatig ingeschreven studenten, in het eerste jaar van de studies van regent in de muziekpedagogie, georganiseerd door het " Institut de musique d'église et de pédagogie musicale" , worden geacht de bekwaamheid te bezitten in dezelfde School de studies te volgen die tot het bekomen van de graad van geaggregeerde van het lager secundair muziekonderwijs leiden.
Art. 5. § 1 Les étudiants régulièrement inscrits, l'année académique 2001-2002, en première année des études de régent en pédagogie musicale, organisées par l'Institut de musique d'église et de pédagogie musicale, sont réputés posséder l'aptitude à suivre dans la même Ecole, les études conduisant à l'obtention du grade d'agrégé de l'enseignement secondaire inférieur en musique.

Art. 3. § 1. De voor het academiejaar 2001-2002 regelmatig ingeschreven studenten, in het eerste jaar van de studies ingericht door een inrichting gerangschikt in het hoger kunstonderwijs van de tweede graad met toepassing van het koninklijk besluit van 31 augustus 1978 betreffende de voorwaarden voor de rangschikking van het onderwijs van de beeldende kunsten met volledig leerplan in de drie graden van het hoger kunstonderwijs, worden geacht de bekwaamheid te bezitten in dezelfde School de studies te volgen die tot het bekomen van de graad van kandidaat in de beeldende, visuele en ruimtekunsten leiden.
Art. 3. § 1 Les étudiants régulièrement inscrits, l'année académique 2001-2002, en première année des études organisées par un établissement classé dans l'enseignement artistique supérieur du deuxième degré en application de l'arrêté royal du 31 août 1978 relatif aux conditions de classement de l'enseignement des arts plastiques de plein exercice dans les trois degrés de l'enseignement artistique supérieur, sont réputés posséder l'aptitude à suivre dans la même Ecole, les études conduisant à l'obtention du grade de candidat en arts plastiques, visuels et de l'espace.

Art. 4. § 1. De voor het academiejaar 2001-2002 regelmatig ingeschreven studenten, in het eerste jaar van de studies ingericht door een inrichting gerangschikt in het hoger kunstonderwijs van de derde graad met toepassing van het voornoemd koninklijk besluit van 31 augustus 1978, worden geacht de bekwaamheid te bezitten in dezelfde School de studies te volgen die tot het bekomen van de graad van kandidaat in de beeldende, visuele en ruimtekunsten leiden.
Art. 4. § 1. Les étudiants régulièrement inscrits, l'année académique 2001-2002, en première année des études organisées par un établissement classé dans l'enseignement artistique supérieur du troisième degré en application de l'arrêté royal du 31 août 1978 précité, sont réputés posséder l'aptitude à suivre dans la même Ecole, les études conduisant à l'obtention du grade de candidat en arts plastiques, visuels et de l'espace.

6. is ingenomen met de recente stappen van de Commissie om het recht van permanente toegang te schrappen en de toegang tot de boekhouddatabank te beperken tot specifieke taken; merkt op dat in 2001 en 2002 is getracht de gegevens in de twee systemen volledig met elkaar in overeenstemming te brengen; wijst op de kritiek van de Rekenkamer dat deze poging noch alomvattend noch systematisch was en derhalve op de lange termijn geen bevredigende oplossing biedt; is van mening dat het op elkaar afstemmen van gegevens een belangrijke rol speelt bij de verbetering van de consistentie van de gegevens in het subsysteem en daarom een hogere prioriteit moet krijgen en regelmatiger moet worden verricht;
6. se félicite des récentes mesures de la Commission visant à ne supprimer les droits d'accès permanent et à ne restreindre l'accès à la base de données comptables que de façon limitée et pour des tâches spécifiques; note qu'un effort a été accompli en 2001 et 2002 pour réconcilier pleinement les données contenues dans les deux systèmes tout en signalant l'observation critique de la Cour selon laquelle cet exercice n'est ni global ni systématique et ne représente donc pas une solution satisfaisante à long terme; estime que le fait de réconcilier ces données contribue à améliorer la cohérence des données dans le sous-système et que, par conséquent, celles-ci devraient être traitées avec une plus grande urgence et une plus grande régularité;

2. erkent de voordelen van een gebruikersvriendelijke interface (Si2) voor sectorale diensten bij de invoer van gegevens in het centrale boekhoudsysteem (SAP R/3), maar is verontrust over het risico van inconsistentie dat een duaal invoersysteem met zich mee kan brengen; stelt vast dat in 2001 en 2002 inspanningen zijn gedaan om te komen tot een volledige afstemming van de gegevens in de beide systemen, maar vestigt de aandacht op de kritiek van de Rekenkamer dat deze exercitie noch afdoende, noch systematisch is en derhalve geen bevredigende oplossing voor de langere termijn is; is van mening dat afstemming van gegevens een belangrijke rol speelt bij het verbeteren van de consistentie van de gegevens in de subsystemen en derhalve zo spoedig mogelijk en regelmatig dient te worden geëffectueerd;
2. reconnaît les avantages d'une interface conviviale (Sincom 2) pour des services sectoriels de transmission de données au système de comptabilité central (SAP R/3), mais s'inquiète du risque d'incohérence que soulève un système à double entrée; constate qu'un effort a été réalisé en 2001 et 2002 pour rendre pleinement cohérentes les données des deux systèmes, mais attire l'attention sur la critique émise par la Cour, qui considère que cet exercice n'est ni exhaustif ni systématique et qu'il ne représente donc pas une solution satisfaisante à long terme; est d'avis que les ajustements jouent un rôle important pour améliorer la cohérence des données des différents systèmes et qu'ils devraient donc être effectués d'urgence et régulièrement;