Bovendien herinnert de Commissie eraan dat het verbod op folteringen en onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen zoals dat is neergelegd in artikel 3 van voornoemd Verdrag en artikel 4 van het Handvest, een absoluut beginsel vormt waarvan in geen enkel geval kan worden afgeweken, ook niet in het kader van de terrorismebestrijding.
En outre, la Commission rappelle que l’interdiction de la torture et des peines ou traitements inhumains ou dégradants prévue à l’article 3 de la Convention et à l’article 4 de la Charte, constitue un principe absolu qui ne peut faire l’objet d’aucune dérogation, y compris dans le cadre de la lutte contre le terrorisme.