Art. 8. Onverminderd de bepalingen van artikel 7, § 2, zijn de ambtenaren als bedoeld in artikel 6 ertoe gemachtigd om binnen de bevoegdheden die hen overeenkomstig deze ordonnantie zijn toegewezen, mondelinge of schriftelijke raadgevingen, verwittigingen, aanmaningen en bevelen te geven, voor de pleger van de inbreuk een termijn te bepalen om zich in regel te stellen en processen-verbaal op te maken.
Art. 8. Sans préjudice des dispositions de l'article 7, deuxième paragraphe, les agents visés à l'article 6 sont habilités, dans les limites des compétences qui leur ont été attribuées conformément à la présente ordonnance, à donner des conseils, avertissements, sommations et ordres oraux ou écrits, à fixer à l'auteur de l'infraction un délai pour se mettre en règle et à dresser des procès-verbaux.