Dit artikel stelt dat wanneer de partijen er niet in slagen een akkoord te sluiten, de partij aan wie het verzoek om interconnectie gericht is een aanbod moet doen, dat door de Kamer kan worden gewijzigd, en dat deze, na de partijen gehoord te hebben, aan dat aanbod " het statuut van voorlopig interconnectieakkoord (kan) verlenen" , welk akkoord van kracht blijft tot de partijen een definitief interconnectieakkoord sluiten.
Cette disposition prévoit que lorsque les parties ne peuvent conclure un accord, la partie à laquelle la demande d' interconnexion a été adressée doit faire une offre, que la Chambre peut modifier et, après avoir entendu les parties, lui " conférer le statut d'accord d'interconnexion provisoire" , qui reste en vigueur jusqu'à ce que les parties concluent un accord d'interconnexion définitif.