Daarna kan de hoeveelheid koemelk (minder dan, gelijk aan of meer dan 1 %) in het onbekende monster rechtstreeks worden bepaald door de intensiteit voor de γ3- en γ2-caseïnen van runderen (zie „γ3 C” en „γ2 C” in de figuren 4a, 4b en 5) te vergelijken met die van de 0 %- en 1 %-referentiestandaards (schapen, geiten) of tijdelijke laboratoriumstandaards (buffel).
Ensuite, la quantité de lait de vache (inférieure, égale ou supérieure à 1 %) dans l’échantillon à examiner peut être jugée directement par comparaison de l’intensité des caséines γ3 et γ2 du lait de vache (voir «γ3 C» et «γ2 C» sur les figures 4a, b et 5) avec celles des échantillons de référence à 0 et 1 % (brebis, chèvre) ou des échantillons de référence intérimaires de laboratoire (bufflonne).