Onverenigbaarheden en deontologie Art. 9. Elk lid bepaalt zelf naar analogie met de onverenigbaarheden en de belangenconflicten in de uitoefening van het rechterlijk ambt en met inachtneming van de desbetreffende artikelen van het Gerechtelijk Wetboek, of hij al dan niet een onverenigbaarheid of een belangenconflict meent te hebben in een concreet dossier.
Incompatibilités et déonthologie Art. 9. Chaque membre détermine lui-même, par analogie avec les incompatibilités et conflits d'intérêts existants dans l'exercice de fonctions judiciaires, et en conformité avec les articles pertinents du Code judiciaire, s'il estime avoir une incompatibilité dans un dossier particulier.