De verwijzende rechter stelt het Hof een vraag over de bestaanbaarheid met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, van artikel 3, § 1, van de wet
van 19 maart 1991 « houdende bijzondere ontslagregeling voor de personeelsafgevaardigden in de ondernemingsraden en in de comités voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen alsmede voor de kandidaat-personeelsafgevaardigden », doordat het de curator in geval va
n een faillissement ertoe zou verplichten het paritair c
omité te raadplegen ...[+++]alvorens beschermde werknemers te ontslaan, waardoor een discriminerend voorrecht zou ontstaan voor die categorie van werknemers ten opzichte van de niet-beschermde werknemers.Le juge a quo interroge la Cour sur la compatibilité, avec les articles 10 et 11 de la Constitution, de l'article 3, § 1, de la loi du 19 mars 1991 « portant un régime de licenciement particulier pour les délégués du personnel aux conseils d'entreprise et aux comités de sécurité, d'hygiène et d'embellissement des lieux de travail,
ainsi que pour les candidats délégués du personnel », en ce qu'il obligerait le curateur, dans le cadre d'une faillite, à saisir la c
ommission paritaire avant de licencier des travailleurs protégés, créant a
...[+++]insi un privilège discriminatoire en faveur de cette catégorie de travailleurs par rapport aux travailleurs non protégés.